Na enkele dagen vrij te zijn geweest, begon ik weer aan een reeks van zes dagen werken. Mijn vaste collega droeg over dat we een vrouw vanuit het ziekenhuis thuis hadden mogen ontvangen die niet lang meer te leven zou hebben. Ze had een dag eerder al morfine opgestart via een pomp, zodat de vrouw een continue dosering morfine toegediend zou krijgen. De huisarts had aangegeven dat de medicatie die oraal werd genomen, nog zo lang mogelijk moest doorgaan, om bijwerkingen te voorkomen. Samen rijden we naar de vrouw toe, om de pomp opnieuw in te stellen en de situatie te beoordelen. Vrijwel gelijktijdig komt ook de huisarts binnen. We bespreken de situatie en komen tot de conclusie dat de orale medicatie meteen gestopt wordt en dat we de vrouw in slaap zullen gaan brengen.
De vrouw is op dat moment al verminderd bij bewustzijn. Ze reageert nog wel op aanspreken, maar daarbuiten heeft ze haar ogen dicht. Eerder heeft ze al aangegeven dat het zo goed is, dat het van haar niet meer hoeft. Een heftig beeld: een doodzieke vrouw in bed, waarvan het lichaam vecht om te blijven leven, maar de geest al een tijdje klaar is om te gaan. Haar kinderen vertellen over haar strijd de laatste jaren, sinds haar man overleden was. Na een lang ziekbed van haar man, had ze gezegd dat dit niet is hoe zij het zou willen. ‘Als het zover is, dan is het zover’, had ze gezegd. Met de huisarts waren behandelbeperkingen vastgelegd en was gesproken over het levenseinde. Ze had hier altijd makkelijk over kunnen praten en had een sterke eigen regie. Die eigen regie had ze tot op de dag van vandaag gehouden. Ondanks dat ze nu niet meer kan praten, laat ze middels kreunen duidelijk weten of het antwoord ja of nee is. Als mijn collega haar vraagt of ze het goed vindt als we gaan starten met sedatie, kreunt ze instemmend.
We laten de kinderen met hun moeder alleen en lopen naar de woonkamer om de medicatie klaar te maken. Samen met de huisarts maken we een plan voor de stervensfase, waarin we een duidelijke rolverdeling afspreken. Daarnaast geeft de huisarts ons de vrijheid om zelf te beslissen om bepaalde medicatie op te hogen als we zien dat de vrouw niet comfortabel is. De huisarts blijft bereikbaar, ook in de avonden en het aankomend weekend, voor vragen en overleg. Door de vrijheid die we krijgen van de arts, voel ik dat de huisarts vertrouwen heeft in ons kunnen.
Na het klaarmaken van de medicatie, lopen mijn collega en ik zachtjes de slaapkamer in. We zien een emotioneel en verdrietig afscheid tussen de kinderen en de vrouw. Ze huilen. Mijn collega en ik zijn zo op elkaar ingespeeld, dat we zonder woorden dezelfde aanpak hebben: we blijven respectvol bij de slaapkamerdeur staan, en geven de kinderen de ruimte om afscheid te nemen. Het is dubbel; enerzijds gunnen de kinderen dat hun moeder geen lijden meer, anderzijds willen ze haar niet kwijt. We zijn getuigen van wat misschien wel het meest intieme moment is tussen de kinderen en hun moeder.
Even later geven de kinderen aan dat we de medicatie mogen toe gaan dienen. Mijn collega plaatst een naaldje in de borst en ik start de pomp op. Daarnaast geven we een kleine dosis slaapmedicatie die binnen enkele minuten effect zal hebben. Daarna maken we weer ruimte voor de kinderen. Terwijl ze de handen van haar kinderen vasthoudt, valt ze in een diepe slaap om niet meer wakker te worden.
Geef een reactie