‘Dat wil ik niet meer’

Vandaag deel twee van het tweeluik over een bijzondere vrouw met COVID-19….


Iedere dag gaat het een beetje achteruit. Tot ik op een ochtend binnenstap en haar zie zitten. Ze zit met haar ogen dicht, rode blosjes op haar wangen en ik zie dat ze sneller ademt dan normaal. Ze is uitgeput. Desondanks voelt ze zich niet ziek of benauwd; typerend voor het virus, maar daardoor ook extra verraderlijk. Het zuurstofgehalte in het bloed is gekelderd tot ver onder het acceptabele niveau. Het is duidelijk dat de vrouw steeds zieker wordt.

Ik voer de controles uit en ga met haar het gesprek aan over wat ze nog zou willen. Ongeveer een week eerder heb ik dit ook met haar besproken. Toen kon ze nog geen duidelijk antwoord geven over of ze wel of niet naar het ziekenhuis zou willen als het nodig zou zijn. Alleen over reanimeren was ze heel duidelijk: ‘dat wil ik niet meer’. Nu ga ik opnieuw het gesprek met haar aan over deze lastige beslissingen. We bespreken de voor- en nadelen, waarna ze besluit dat ze naar het ziekenhuis wil als het nodig is. Direct bel ik de huisarts om te overleggen. De huisarts geeft aan dat ze er binnen een paar minuten is.

Enkele minuten later gaat de bel, de huisarts heeft zich al omgekleed en staat volledig in pak voor mijn neus. In de gang praat ik haar kort bij over hetgeen ik al met de vrouw heb besproken en dan gaan we de woonkamer in. De huisarts voert dezelfde controles uit, die ik enkele minuten eerder ook had gedaan. Hieruit trekt de huisarts dezelfde conclusies als ik: de vrouw is ernstig ziek en heeft dringend zuurstof nodig. We overleggen kort over de opties. Ondertussen FaceTime ik met haar zoon. Ik laat hem met zijn moeder praten, die hij afgelopen week alleen digitaal of vanachter het raam heeft gezien. Ze zijn het snel eens dat het thuis niet meer gaat en gezamenlijk nemen we de beslissing dat ze naar het ziekenhuis moet.

De huisarts regelt een ambulance, terwijl ik een tas in pak met kleding en medicijnen. Ook een foto van haar overleden man doe ik in de tas. Ik weet hoe belangrijk het is dat er herkenningspunten zijn voor haar in het ziekenhuis, om te voorkomen dat ze acuut verward wordt. De kans dat dit gaat gebeuren is groot; ze heeft een infectie, is op leeftijd en wordt opgenomen in een ziekenhuis. Daarbovenop komt nog dat ze in het ziekenhuis alleen maar verpleegkundigen en artsen gaat zien die volledig in pak rondlopen, waardoor er weinig herkenning mogelijk is.

Als ik alle spullen in de tas heb gedaan, hoor ik dat de deurbel al gaat. De ambulanceverpleegkundige staat met een brancard en een fles zuurstof voor de deur. We kennen elkaar inmiddels, het is niet de eerste keer dat ik hem een overdracht geef. Het lijkt te toevallig: vrijwel iedere keer als ik erbij ben wanneer er een ambulance komt, tref ik dezelfde verpleegkundige. Wel handig, want ik weet inmiddels goed hoe hij de overdracht van mij wil ontvangen. Terwijl ik de overdracht doe, dient hij alvast zuurstof toe bij de vrouw. Ik leg uit wat ik allemaal in de tas heb gestopt en waar de vrouw allemaal mee bekend is op medisch gebied. we bespreken het beleid en we helpen haar samen op de brancard.

Dan is het moment daar: we nemen afscheid. Ik zwaai naar de vrouw, terwijl ze samen met de ambulanceverpleegkundige in de lift verdwijnt. Het afscheid raakt me. De prognose is onduidelijk en ik weet niet of ik de vrouw ooit nog zal gaan zien. Wederom is het afwachten…


Foto:  © Natasja de Vries

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: