Ik kom binnen in een kleine seniorenwoning, waar de kat me in de gang al tegemoetkomt. De man die er woont, ligt op de bank in de woonkamer. Hij begroet me vriendelijk, maar lijkt ook zenuwachtig. Het is de eerste keer dat ik hem ontmoet. We hebben vandaag een indicatiegesprek, waarbij ik inschat of hij zorg nodig heeft en wat het best passend bij hem gaat zijn.
Hij vertelt over zijn medische aandoeningen waardoor hij lichamelijke beperkingen ervaart. In het verleden heeft hij een herseninfarct gehad, waardoor zijn mobiliteit achteruit is gegaan. Ook heeft hij COPD, waardoor zijn conditie flink achteruit is gegaan afgelopen jaar. De handelingen rondom het douchen kan hij grotendeels nog zelf, maar als hij dat zou doen, zou hij de rest van de dag geen energie meer hebben om iets te ondernemen. Zijn kwaliteit van leven is hierdoor sterk verminderd. Hij baalt ervan om steeds meer afhankelijk te worden van anderen en zijn zelfstandigheid (deels) te verliezen.
Hij vertelt over wat voor hem belangrijk is in het leven, waaronder zijn kat en zijn sociale contacten. Door de COVID-19-pandemie zijn de sociale contacten verminderd, maar hij kan het wel goed in perspectief plaatsen: iedereen heeft er op dit moment last van. Wel hecht hij daardoor veel waarde aan een klein groepje zorgverleners dat hem verzorgt, zodat hij een band kan opbouwen. Ik leg hem uit dat ons team bestaat uit ongeveer 15 zorgverleners, en dat er dus een redelijke kans is dat hij zal worden verzorgd door een selectere groep dan nu het geval is.
We hebben binnen het team het doel om zo min mogelijk verschillende zorgverleners per week naar een client te sturen, maar door het huidige ziekteverzuim zijn we soms blij als we überhaupt iemand kunnen sturen. Daar heeft de man ook alle begrip voor, vertelt hij.
Het valt me op dat hij veel behoefte heeft aan gehoord en gezien worden. Als ik hem complimenteer of nog meer om verheldering vraag, begint hij al snel te huilen. Ik merk dat het hem helpt om te praten over hoe hij zich voelt, door contact met hem te maken.
Bij het afsluiten van het gesprek, wordt de man nog een keer emotioneel. Hij bedankt me voor het fijne gesprek, voor mijn begrip en voor mijn luisterend oor. Ik heb het idee dat ik weinig heb gedaan, dat ik alleen heb geluisterd. Het is een kleine interventie, maar net wat hij nodig had. Maar dan komt het moeilijke deel: hoe schat ik in hoeveel tijd het team kan besteden aan het persoonlijke contact en het luisterend oor bieden? Dit vind ik altijd een van de lastigere vragen rondom indiceren van zorg. Het verschilt per dag hoeveel behoefte er is aan echt contact, aan iemand die luistert en er gewoon is. Dit kan ik vooraf nooit echt goed inschatten en wil nog wel eens wisselen gedurende de tijd dat we zorg verlenen bij iemand. Toch probeer ik het altijd goed in het zorgplan op te nemen, met een inschatting van een gemiddeld aantal minuten per week. Na een tijdje pas ik het zorgplan dan aan op de praktijk; want het scheelt al een hoop als er een vertrouwensrelatie is tussen de zorgverleners en de cliënt.
Geef een reactie