Gedurende de weken dat ik bij cliënten kom met COVID-19, merk ik dat ik er soms even doorheen zit. Meestal gaat het goed en zien we de mensen beter worden. Echter zijn er ook voorbeelden genoeg van mensen die ontzettend ziek worden of overlijden aan de gevolgen van het virus.
Vandaag sta ik ingepland bij een aantal cliënten met COVID-19 of een verdenking van het virus. De eerste paar cliënten zijn niet bijzonder ziek en herstellende van het virus. Opvallend is vooral de extreme vermoeidheid die men ervaart. Dan kom ik bij een man waar een sterke verdenking is van het virus. Twee dagen eerder is een test afgenomen, om meer zekerheid te krijgen. De man is ziek. Hij heeft flinke koorts, hij hoest en is kortademig.
De koorts was vandaag hoger dan de afgelopen dagen. De paracetamol lijkt niet meer voldoende te zijn om de koorts te onderdrukken. Ik bel de huisarts om te overleggen en zij geeft aan dat de man positief getest is. Ze vraagt of ik hem dit wil vertellen, omdat ik er op dat moment al ben.
Ik pak een stoel en ga naast de man zitten. Ik pak zijn hand vast en leg hem uit dat hij besmet is met het COVID-19 virus. Zijn angstige blik maakt plaats voor tranen. Hij huilt. Nooit eerder heb ik hem zien huilen; het is altijd een opgewekte man die in iedere zin wel een grapje verwerkt. Nu zit ik naast een gebroken man. Het voelt alsof ik hem zijn doodsvonnis heb gegeven, zeker als hij zegt: ‘geef me maar maximale pijnbestrijding’. Ik geef hem de ruimte om te huilen, om allerlei vragen te stellen en om na te denken. De uitslag kwam onverwachts voor hem, ondanks dat hij zich iedere dag zieker voelt worden.
Doordat hij steeds zieker wordt, neemt zijn mobiliteit flink af. Normaliter liep hij al met een rollator, nu lukt ook dat eigenlijk niet meer. Ook is hij niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen. Hij wordt benauwder en de waarden die we iedere dag meten, worden steeds ongunstiger. Het is geen optie meer om thuis te blijven. De huisarts regelt dat hij door een ambulance wordt opgehaald en naar het ziekenhuis kan.
De kinderen kunnen niet naar binnen, uit angst om ook besmet te worden. Ik zorg er daarom voor dat zijn tas gepakt is; met kleding, een scheerapparaat en een tandenborstel. Daarnaast pak ik zijn medicatie en zorg ik dat alles geregeld is voor de overdracht aan de ambulance.
De ambulanceverpleegkundige en -chauffeur stappen in volledig pak binnen. Ze helpen de man op de brancard en ik neem afscheid. Wetend dat de kans niet groot is dat ik hem nog ga zien. Als ik terug naar kantoor rijd, voel ik me moedeloos en verslagen.
Geef een reactie