Ik kom binnen, met een schort en handschoenen aan. Op mijn gezicht een mondneusmasker en een beschermbril. Gewapend met een thermometer en een saturatiemeter, stap ik de kleine woonkamer binnen. Op de rand van het bed zit een zichtbaar lijdende vrouw. Ik hoor haar zware en snelle ademhaling. Ondanks de zuurstof, is ze zichtbaar enorm benauwd. Een volledige zin uitspreken lukt haar al niet. De huisarts van de huisartsenpost heeft twee uur eerder al een injectie met morfine gegeven om de benauwdheid te verminderen. Deze injectie heeft echter weinig effect gehad. De vrouw oogt duidelijk zeer oncomfortabel. ‘Ik ben…. zo benauwd’, kan ze, met een adempauze, uitbrengen. Ik leg een hand op haar schouder om te laten merken dat ik er voor haar ben.
Nog voordat ik uitgebreid kan vragen hoe het met haar gaat, pak ik een injectiespuit, naald en ampul morfine van de tafel. Ik besluit direct de huisarts te bellen op de spoedlijn. Ik klem de telefoon tussen mijn schouder en oor, terwijl ik de morfine optrek in de spuit. Kort en bondig leg ik de situatie uit, waarop de huisarts aangeeft direct te komen. Ik vraag toestemming om, nog voordat de arts er is, een injectie toe te dienen met morfine. De huisarts geeft toestemming en binnen enkele tientallen seconden dien ik de injectie toe. Ik draai de zuurstof nog iets omhoog, tot het maximaal aantal liter per minuut dat de zuurstofconcentrator aankan. Eigenlijk kan de concentrator gewoon niet hoog genoeg in deze situatie; de saturatie van de vrouw blijft extreem laag.
Als de huisarts binnenkomt, gaat het plotseling snel. Terwijl de arts de vrouw vertelt dat ze haar in slaap zal gaan brengen, maak ik de spuit met slaapmedicatie klaar. Een minuut of vijf na binnenkomst van de arts, dient ze de injectie toe en leggen we de vrouw in bed. Ze oogt onrustig en nog steeds niet comfortabel. Ik kijk de huisarts aan. De blik in haar ogen spreekt boekdelen. De vrouw die voor ons op bed ligt zal snel gaan overlijden en we staan allebei machteloos en ontredderd naar elkaar te kijken. En zo voelt het ook. We kunnen nu niks doen, behalve wachten. Binnen enkele minuten ontstaat er rust. De vrouw valt in slaap en ademt een stuk minder snel dan toen ze wakker was. De onrust van zojuist raakt me tot in het diepste van mijn hart. Het was zo ontzettend onmenselijk om te zien hoe de vrouw aan het vechten was.
Met de huisarts bespreek ik de vervolgstappen voor de komende uren. We spreken af wat ik mag toedienen aan medicatie en besluiten dat er een medicatiepomp gestart zal gaan worden. Ik rij verslagen terug naar kantoor om de pomp op te halen. Als ik het kantoor binnenloop en in de spiegel kijk, zie ik de striemen van het mondneusmasker in mijn gezicht gedrukt staan. Mijn shirt is nat van het zweet, ik heb immers ruim een half uur in een pak gewerkt. Ik schrik van hoe ik eruit zie en ga even zitten. Met de collega die ook aanwezig is, bespreek ik wat ik heb gezien. Ze gaat met me mee terug naar de vrouw om de pomp aan te sluiten. Als we aankomen, zien we dat de situatie erg snel achteruitgaat. Ik bel de huisarts om aan te geven hoe het gaat en ik sluit snel de pomp aan. Daarnaast geef ik nog een extra injectie met slaapmedicatie, omdat de vrouw toch nog wat onrustig is. Na de injectie valt ze in een diepere slaap en ontstaat er een serene rust. Een tiental minuten overlijdt ze, aan het COVID-19-virus.
Een week of drie later ontvang ik een oproep om me te laten vaccineren tegen het virus. Ik wist al dat ik dit wilde, maar nu weet ik het zeker.
Geef een reactie