Naast het hoesten en de koorts, was ze kortademig. Ze is begin tachtig en heeft COPD. Desondanks rookt ze nagenoeg de hele dag door. Ze slaapt op de bank in de woonkamer, omgeven door peuken en rommel. De afwas staat opgestapeld op het keukenblad en de vloer is bezaaid met brandplekken van de sigaretten. De huisarts heeft haar bij ons aangemeld vanwege een verdenking van het COVID-19 virus. Als ik voor het eerst bij haar binnenkom, ben ik blij dat ik een mondmasker mag dragen. Het stinkt in huis en mijn mondmasker houdt gelukkig een deel van de lucht tegen. Ik zet een raam open in de woonkamer en begeleid haar naar de badkamer. Eens per week wil ze ondersteund worden met douchen. Aan haar haren te zien, is een douche geen overbodige luxe. De vette haren zitten in een slordige staart achterop haar hoofd.
Terwijl ze zich uitkleedt, dreigt ze een aantal keer om te vallen. Ik houd haar tegen en zorg dat ze even later veilig op de douchestoel plaats kan nemen. Binnen tien minuten vindt ze het wel weer genoeg en zet de kraan uit. Ik help haar met afdrogen en aankleden. Ze is zichtbaar benauwd, maar zegt zelf dat het wel meevalt. Ik begeleid haar terug naar de bank, waar ze uitgeput gaat zitten. Ik stel voor om haar huisarts te bellen om te overleggen over haar situatie. Ze is het er eigenlijk niet mee eens. Al jaren heeft ze geen contact gehad met haar huisarts, tot vorige week, toen ze plotseling koorts kreeg. Het liefst mijdt ze alle zorgverleners, ondanks dat ze het beste met haar voor hebben. Vanwege de benauwdheid, weet ik haar er toch van te overtuigen dat het beter is om te overleggen met de huisarts. We hebben het erover wat ze zou willen. Ze geeft heel duidelijk aan niet naar het ziekenhuis te willen. Het enige wat ze graag wil, is naar buiten.
De huisarts weet niet goed wat ze nog verder kan doen. Zuurstof thuis gaat niet lukken, omdat de vrouw in kwestie rookt en daar niet mee wil stoppen. De antibioticakuur is al een keer verlengd en lijkt nog geen effect te hebben. Ik vraag de arts of er überhaupt wel zekerheid is over het virus; heeft ze het wel? Er is eerder geen test afgenomen of CT-scan gemaakt, waardoor er geen zekerheid is. De arts wil eigenlijk geen test laten afnemen, omdat er weinig meerwaarde is om het zeker te weten. De behandeling veranderd niet. Ik leg haar uit dat ik denk dat de vrouw niet meer erg lang zal leven. Ze wil ontzettend graag naar buiten, maar is bang om anderen te besmetten als ze het virus bij zich draagt. Hierdoor is de huisarts snel overtuigd: diezelfde dag zal ze nog een test afnemen bij de vrouw.
Een dag later is de uitslag binnen. Negatief. De vrouw is blij dat ik haar heb weten te overtuigen om de huisarts te bellen en dat ze nu weer naar buiten kan. Ze is dankbaar. Ik neem afscheid van haar, nu zit niet meer verdacht is van het COVID-19 virus, zal ik haar niet meer zien.
Twee weken later word ik gebeld: de vrouw is overleden, op natuurlijke wijze, ten gevolge van COPD. Terugkijkend ben ik ontzettend blij dat ik twee weken eerder de huisarts heb gebeld en ervoor heb gezorgd dat de vrouw tenminste nog een aantal keer naar buiten heeft gekund voor ze stierf.
Geef een reactie